Oewist? Als sociaal glijmiddel

Geschreven door Carl Vanhemelen op *}

DagawelNeen, ik ben geen verzuurde medemens. Hoewel wat nu volgt mogelijkerwijze een beperkte indicatie in die richting zou kunnen zijn en ik ook wel weet dat elke verzuurde zichzelf niet verzuurd vindt. Maar voor alle duidelijkheid nogmaals: ik ben het niet!

Hallokes, allesgoeJe kent en herkent het wel. Je komt iemand tegen die je nog maar onlangs of veel langer geleden tegen het vege lijf bent gelopen en je krijgt steevast de vraag – eventueel voorafgegaan door hallo of het hippere hoi – Oewist. Of één van de andere mogelijkheden: allesgoe, allesok, alleskits, jasegwiewedaarhebben…. Als antwoord volgen dan de klassiekers: jaja en meju, çava, çavakes, dagawel, super of fantastisch (na het nemen van de nodige uppers) of gewoonweg goe. Na deze intense woordenwisseling op erg hoog niveau volgt doorgaans een lastige stilte waarbij beide ontmoeters zo wat zachtjes met het hoofd beginnen knikken, een onnatuurlijke smile faken en overal naar kijken behalve naar de gesprekspartner van dienst. Vooral op recepties en andere bedrijfsevents wel eens gecombineerd met – niet echt op een subtiele manier – over de schouder van de andere intens zoekend naar professioneel meer interessant volk.

Oewist is een veel te complexe vraag om daar zo losjes uit de pols iets op te verzinnen, vooral voor de tsjeef-achtigen onder ons. Er zijn doorgaans verschillende elementen die in overweging moeten genomen worden met elk een specifiek persoonlijk wegingspercentage dat bovendien onderhevig is aan humeurschommelingen van de dag of zelfs uur. Wanneer je hierop een degelijk antwoord wil geven, ben je gemiddeld toch al wel even onderweg. Je zou je elke dag ’s morgens voor je de deur uitgaat al goed kunnen voorbereiden voor wanneer je de vraag krijgt. Een Oewist elevator pitch als het ware. Begin er maar aan! Teveel tijd verloren en verkwist! Niet doen dus.

Mijn pleidooi is dan ook: breng elkaar niet in verlegenheid en stop met deze dwaze vraag te stellen. Voor zover je daar een eerlijk antwoord op krijgt – niet dus – het interesseert je geen zak. Wat er ook gezegd wordt. Dus stop met te doen alsof.

Stel dat de andere antwoordt: goh, eigenlijk niet zo best, ik voel me wel heel erg depressief de laatste tijd, ik zie het niet meer zo zitten. Dan sta je daar. Je hebt er totaal geen verstand van hoe hier mee om te gaan. En als je dat dan al zou hebben, je hebt doorgaans noch de tijd noch de goesting om er dieper op in te gaan. De andere kijkt je hoopvol met het hart op de tong aan, misschien zelfs met een opwellende traan in de ooghoek en ziet hoe jij met verbijstering, paniek en onwennigheid in de ogen de ene na de andere ontsnappingspoging uit de mouw schudt. Je kunt de situatie nog trachten te redden door te zeggen dat je elkaar nog eens moet bellen om eens af te spreken. Maar het kalf is dan al verdronken, je eigen put gegraven. Iedereen op de wereld weet immers dat dit de twee meest uitgesproken leugens zijn die jij in één zin combineert, bellen én afspreken. Niet écht goed voor de relatie.

PfffftOok best vervelend is nadat je zelf in een vlaag van zinsverbijstering allesgoe gevraagd hebt een tirade volgt van hoe goed en fantastisch het wel degelijk gaat met de andere. Eigen professioneel succes soms gecombineerd met dat van de partner (die staat op een meter of twee verder teken te doen dat het nú wel tijd is om verder te gaan). Hoe super de kinderen het wel doen op school of met hun carrière. Ze hebben een buitenverblijf gekocht in Spanje of de Provence en zo gaat dat minutenlang door. Die andere ziet er dan ook nog eens megagoed uit, ontspannen, stralend, slank, afgetraind, modieus kapsel, hip gekleed, obligaat kort baardje (enkel voor mannen). En daar sta jij dan. Het gaat je niet slecht, maar nu ook weer niet zo heel goed, zus en zo eigenlijk. Je bent ergens – heel ver weg – wel blij dat de andere zo een glorieuze periode meemaakt in het leven. Maar tegelijk flitst er ook misschien wel door je hoofd: waarom kan het met mij niet zo supermegafantastisch gaan. Waarom gaan mijn kinderen niet naar hun laatste dubbele masterjaar, waarom heb ik geen appartement aan zee, waarom kan ik niet op city trip naar New York, waarom zie ik er niet zo great en trendy uit, waarom is het bij mij maar slechts gewoontjes?

Vraag is – voor zover dat dan al zo is, alles is toch perceptie? – wat is er mis met gewoontjes? Met niet beter dan gisteren en mogelijks ook niet beter of minder dan morgen?

Tot slot: Negeer vooral al mijn hierboven op-een-alles-invraagstellingsdag geschreven gezever, of toch het meeste. Misschien denk je wel aan dit artikel wanneer je de volgende keer de oewist vraag voorgeschoteld krijgt of ze zelf stelt. Hopelijk tovert het automatisch iets op je mond wat op een glimlach lijkt. En een glimlach is toch de sleutel tot connectie met elkaar? En zonder échte authentieke connectie zijn alle relaties moeizaam en vooral lastig. En blijf vooral Oewist vragen stellen en goe-enmeju antwoorden geven. Het zijn nu eenmaal belangrijke glijmiddelen in het sociale spel.

Carl Vanhemelen, Managing Partner ImproveMenT